
Wat is de overeenkomst tussen het ontwerpen op verschillende schaalniveaus, zeg maar van stoel tot stad? Berlage deed het al in zijn streven naar het ‘Gesamtkunstwerk’, het zoeken naar het ideale samenspel tussen verschillende kunstvormen. Zo ontwierp hij voor de ‘Beurs van Berlage’ ook het meubilair, de verlichting en de stoffering. Gaat het hierbij alleen om een bepaalde manier van denken en voldoende kennis en vakmanschap? Zijn er verschillen aan te wijzen tussen meubelontwerpers, architecten en stedenbouwkundigen? Of moeten we het zoeken in een heel andere hoek?
Meubels
Iedere architect wil ook wel eens een meubel ontwerpen. Onlangs ging ik daarom op uitnodiging van een meubelmaker uit Friesland graag mee naar zijn meubelfabriek in Bosnië met als doel enkele prototypes te maken. Maar ook om het proces van idee tot realisatie te leren kennen. Daar bleek maar weer eens: een goed meubelontwerp is ook gebaseerd op de vaardigheden en denkwijze van de meubelmaker en de mogelijkheden van zijn machines. De verbindingen tussen de verschillende onderdelen van het meubel moeten immers wel kunnen worden gemaakt. En dat vraagt om een verbinding tussen ontwerper en meubelmaker.
Architectuur
Zo is het in de architectuur niet anders. Architecten leren tijdens hun opleiding alles over de gangbare bouwmogelijkheden en -methoden. Dit als uitgangspunt voor het maken van een ontwerp wat niet alleen mooi is, maar ook gebouwd kan worden en bijvoorbeeld waterdicht is en aan het oerwoud van regels voldoet. Maar zonder een goede verbinding tussen architect en opdrachtgever of tussen architect en aannemer zal een ontwerp nooit worden uitgevoerd zoals het werkelijk is bedoeld.
Stedenbouw
En zo zoekt een stedenbouwkundige in zijn masterplan, structuurvisie of integrale visie bijvoorbeeld naar een verbinding tussen het landschap en de gebouwde omgeving. En tussen heden, verleden en toekomst. Een verkavelingsplan verbindt kavels aan infrastructuur. En in een beeldkwaliteitsplan wordt het stedenbouwkundig ontwerp verbonden met de nog te ontwerpen bebouwing. Dat alles vraagt niet alleen om brede kennis over de (on)mogelijkheden binnen de verschillende disciplines. Vooral vraagt het om een intensieve samenwerking en communicatie met alle betrokkenen, ontwerpers, projectleiders, ontwikkelaars, civieltechnici, beheerders, planeconomen en beleidsmakers. Alleen in een goed netwerk van verbindingen tussen alle betrokken partijen ontstaat een goed, mooi en realistisch ontwerp.
Specialisatie
Het gaat niet meer alleen om het ontwerpen van de fysieke verbindingen tussen materialen, bouwdelen, of stadsdelen. Het ontwerpen van de verbindingen tussen de spelers in het bouwproces is minstens zo belangrijk! En dat is in deze tijd meer dan ooit het geval. Door toegenomen specialisatie, wet- en regelgeving heeft niemand meer het volledige overzicht. Je bent als ontwerper afhankelijk van vele personen, hebt te maken met vele disciplines, wetten en regels en vele partijen en belangen.
Gesamtkunstwerk
Is dat erg? Ach, “Ieder nadeel heb zijn voordeel”, zou Johan Cruijff zeggen. Afhankelijk zijn is wel eens vervelend. Vooral als het leidt tot een proces dat eindigt in de rechtszaal. Maar waar een ontwerper werkt aan zowel de fysieke verbindingen als de verbindingen tussen partijen kan iets heel moois ontstaan. Dat kan leiden tot een leuk proces. En tot een goed ontwerp. En misschien zelfs tot innovatie. Ontwerpers moeten daarom, behalve aan fysieke verbindingen vooral ook actief werken aan het ontwerpen van verbindingen tussen mensen en partijen in het proces! Dat is misschien wel het ‘gesamtkunstwerk‘ van deze tijd!




Een veel gehoorde verzuchting in Nederland is de trage totstandkoming van grote projecten in Nederland. Waar in Nederland een project als de Spoortunnel door Delft nu al ruim 20 jaren in beslag neemt, leggen ze in China binnen enkele jaren honderden kilometers metro aan ten behoeve van de Wereldexpo. ‘leuk en aardig, maar we willen hier toch geen Chinese toestanden, waar honderden bewoners worden verjaagd om plaats te maken voor ‘het grotere belang‘? Maar hoe moet het dan? Om in Nederland grote projecten effectief te ontwikkelen is een transitie nodig naar een ander samenlevingsmodel.
Afgelopen woensdag organiseerde de Vereniging Deltametropool een ‘Randstad Oploop’ over de ‘Randstad in het regeerakkoord’. Het werkelijke gezamenlijke doel – het verstevigen van de concurrentiepositie van de Randstad als geheel – leek te verdwijnen in gekissebis over bestuurlijke provinciale (her)indelingen en grenzen. Of zijn deze bestuurlijke grenzen toch belangrijker dan het lijkt?
Stations in Nederland kunnen veel beter onderdeel worden van de omgeving waarin ze liggen. De mens is waar alles om moet draaien bij zowel de inpassing van het spoor, de inrichting van stations, de stationsomgeving én de aansluiting op het stedelijk weefsel. Het draait om prettige, aantrekkelijke, veilige en gemakkelijke routes, verblijfsplekken én voorzieningen. Prorail heeft al een tijdje een stevig imagoprobleem door een aaneenschakeling van incidenten. Nu de president directeur is opgestapt is dat een mooi moment voor de start van een transitie naar een stoer, sexy en sjiek imago gericht op de reizende mens.
Nu het crisis is wringen steden en ontwikkelaars zich in steeds grotere bochten in de strijd om bewoners. Leefstijlen spelen hierbij een steeds grotere rol als onderbouwing van de keuze voor een bepaald woonmilieu. Het ei van Columbus in de strijd om de afzetmarkt? Of is het hokjesdenken wat leidt tot nieuwe monoculturen en is het daarmee juist een risico in een toch al steeds minder tolerante samenleving?

